Naast zijn (cultuur)historische werken en zijn biografieën heeft Huizinga zich vooral tegen het eind van zijn leven aan algemene culturele beschouwingen gezet. Als een van de hoogtepunten van die cultuurwetenschappelijke arbeid geldt de uit 1938 stammende studie Homo ludens. Daarbij ging het hem niet om de betekenis van het spel als cultuurverschijnsel, maar om het ‘ludieke’ als wezenlijk kenmerk van de menselijke beschaving. Dat kenmerk werkt hij uit in beschouwingen over bijvoorbeeld taal, rechtspraak, oorlogvoering, filosofie,kunst en sport. Huizinga toont op briljante en onnavolgbare wijze dat de homo sapiens die wij zijn in wezen tevens een homo ludens is en dat altijd is geweest.
De taalwetenschapper en Sanskritist Johan Huizinga (1872-1945) geldt als de belangrijkste historicus die Nederland in de twintigste eeuw heeft voortgebracht, vooral dankzij zijn studies Herfsttij der middeleeuwen en Homo ludens. Daarnaast betoonde hij zich met zijn boek In de schaduwen van morgen (1935) ook een invloedrijk cultuurcriticus van zijn eigen tijd. Dat hij in de jaren dertig als een zeer serieuze kandidaat voor de literaire Nobelprijs werd beschouwd, laat zien hoezeer hij excelleerde in de compositie en zeggingskracht van zijn interpretaties en opvattingen.
‘Een klassiek schrijver, die binnen Nederland alleen concurrentie krijgt van schrijvers als Multatuli, Couperus, Elsschot en Hermans.’– Willem Otterspeer
De reeks Athenaeum Boekhandel Canon verschijnt in samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en Amsterdam University Press. Voor meer informatie over de reeks zie www.aup.nl/aaa-serie en www.athenaeum.nl. Deze uitgave is mede tot stand gekomen in samenwerking met de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl). Zie www.dbnl.org.